De Woordenspuwer: kruisbes
10 februari 202010 - 15 minutenDit is aflevering 11. Aalbessen, appels, bramen, druiven, kruisbessen en noten zijn in alfabetische volgorde enkele inheemse vruchtensoorten. De etymologie van die woorden is fascinerend, omdat je zo veel te weten komt over de herkomst van de vrucht, dialecten en substraatwoorden. Maar ook vruchtennamen van buitenlands fruit zeggen veel over de culturele geschiedenis.
Allemaal van dezelfde wortel
Eerst de kruisbes, die de interessantste etymologie van deze verzameling heeft. Het lemma staat niet in het Etymologische Woordenboek van het Nederlands, wat verwonderlijk is, maar gelukkig is er een Addenda EWN op neerlandistiek.nl verschenen. In het artikel over kruisbes wordt er diep op de etymologie ervan ingegaan.
Croselbusg (oudste variant van 1240), crosele, cnoessele, knoeselen, kroesel-besi(e) en krakebesiën zijn allemaal dialectvarianten van kruisbes. In het verder vrij technische verhaal leren we dat de medeklinkers kr_s de stam van het woord vormen en dat er constructies zijn met -el erachter (kr_s_l) en dat die in de loop van de tijd en per dialect veranderd zijn in kn_s_l of kr_ns_l of kr_ks_l. De klinkers die ertussen komen variëren van uu, u, au of aa en zelfs oo. Zo krijg je woorden als kroosjel, knoesel en kroensel.
De woorden zonder het achtervoegsel -el zijn pas ná 1600 gedocumenteerd en de schrijver van het artikel denkt dan ook dat er van de grondvorm kn_s_l uitgegaan moet worden om de verdere etymologie van het woord te ontrafelen.
Toch is dit niet gedaan en voert de terugleiding via de kern kr_s naar de woorden kroes, kroos en krul die op het uiterlijk van de plant zouden slaan. Het oude kruzla- zou dan het grondwoord van de bes zijn. Dat het allemaal nog niet is opgehelderd, wordt duidelijk in de laatste zin van het artikel: “Dat krul ook een l-suffix had is dan misschien niet toevallig, we kunnen *kruzlá– naast *krṓslō– reconstrueren. De klinkervariant *krōs- moet in navolging van een ander woord zijn ontstaan, maar welk?” En zo kan de zoektocht weer een totaal andere wending krijgen. Spannend!
Oerhollandse vruchten
Het woord appel komt van het Oudnederlandse ephele en zit ook in oude plaatsnamen als Appoldro (Apeldoorn) en Apeltre (Appeltern). Het woord appel is een substraatwoord: een woord van de taal die in de regio werd gesproken vóórdat de Indo-Europeanen kwamen en vóórdat het Germaans ontstond.
Veel woorden voor planten, dieren, lichaamsdelen, huisraad en bijvoorbeeld landbouw of houtbewerking zijn overgenomen uit die eerdere taal. Substraatwoorden zijn een subcategorie van de leenwoorden (naast erfwoorden). Als je het je voorstelt als een opgraving, dan liggen de substraatwoorden helemaal onderop: de fossielen van de taal. Daarbovenop de erfwoorden, die wortels hebben in de substraat en daarboven een nieuwe menglaag: substraat/erf met Proto-Indo-Europees. Daarboven Proto-Germaans. En dan worden de laagjes steeds verfijnder en jonger tot we op het oppervlak het hedendaagse Nederlands tegenkomen.
De theorie over een substraattaal is lange tijd omstreden geweest. Wikipedia meldt dat het de hypothese is van het ontstaan van het Germaans als contacttaal tussen de oude bewoners van de streek met de (Proto-Indo-Europees sprekende) nieuwkomers. Voorvechter voor de theorie was John A. Hawkins, die tal van woorden toeschreef aan de substraattaal, omdat ze niet terug te voeren waren op de bekende reconstructies van het Proto-Indo-Europees.
Reden voor de tegenstanders om de constructie van het Proto-Indo-Europees te verfijnen en met de ontdekking van de laryngalen (zie hieronder bij bronnen voor meer uitleg) konden tientallen woorden van Hawkins toch tot het Proto-Indo-Europees gerekend worden. De overblijvende woorden zouden dan echt bij een substraattaal horen. De bewijzen daarvoor nemen toe.
Exotische vruchten
Appel, braam, kruisbes en noot horen waarschijnlijk tot die substraatwoorden, maar de appelsien of sinaasappel, abrikoos en perzik zijn via vele omzwervingen in het Nederlands terechtgekomen. Een wereldreis in een notendop:
De sinaasappel komt natuurlijk uit China en werd vroeger ook wel oranje of oranjeappel genoemd. Naar de kleur zou je denken. Nee, het komt uit het Sanskriet, waar het appeltje van oranje onder de naam naranga bekend stond. Daarin kun je ranja, oranje en orange herkennen. Dat de n is verdwenen komt omdat dit als een onbepaald lidwoord werd gezien en de a werd een o onder invloed van de Franse stad Orange.
Abrikoos en perzik lijken op elkaar qua soort en qua etymologie. De vrucht perzik komt uit China, maar ging via Perzië naar het westen, vandaar Perzische appel = perzik. De abrikoos kwam via Perzië en Armenië naar het Westen, maar zijn naam reisde van het Latijn (malum persicum praecoquum) via het Grieks (praikokia) naar het Arabisch (al-birkoek), daarna nam het Spaans het woord uit het Arabisch over mét het lidwoord (albaricoque). De Fransen noemden de vruchten abricots en de Nederlanders namen het meervoud over en dus heet de abrikoos hier abrikoos en niet abrikoot. Via Nederland kwam het woord abrikoos in het Duits, Russisch en Scandinavische talen terecht.
Bronnen:
Etymologie van kruisbes
Kruisbes (Wikipedia)
Lustwoorden, over eten en seks in taal - Marlies Philippa
Aalbes
Braam
Appel
Noot
Voorwerk EWN (onder andere over substraatwoorden en laryngaaltheorie)
Substraat van het Germaans
Laryngaaltheorie