De grenzen van maakbaarheid in Kweekvijver van Anna López Dekker

2 januari 20253 minuten

Binnen het jaarthema ‘Maakbaar’ van Fantasize stelde de redactie hardop de vraag hoe maakbaar en rekbaar een maatschappij is voordat die uit elkaar valt. Met de waarschuwingen uit 1984 van George Orwell, die al ruim 75 jaar na-echoën binnen en buiten de literatuur, in het achterhoofd lijkt de enige uitkomst een dystopie te zijn. Ook andere werken, zoals Brave New World van Aldous Huxley en Wij van Jevgeni Zamjatin, neigen sterk naar een dystopische eindmaatschappij. Kan dat niet anders?

Opgelet: deze recensie bevat gedetailleerde informatie over de plot van het boek.

Stel nou dat we opnieuw kunnen beginnen. Stel dat je een nieuwe maatschappij kunt maken waarin de mens wel gelukkig is en niet zijn eigen ondergang veroorzaakt. Aan welke voorwaarden moet zo’n maatschappij dan voldoen? Hoe begin je opnieuw zonder de last van het verleden? En hoe weet je in welk systeem de mens het best gedijt? Dit moet Anna López Dekker hebben gedacht toen ze aan Kweekvijver begon. Het uitgangspunt van haar vierde youngadultroman is dan ook precies dat: een nieuwe maatschappij bouwen.

Systemen
Twéé nieuwe maatschappijen zelfs. In Kweekvijver scheppen de godachtige figuren Allewin en Finola elk een stad. De laboratoriumomstandigheden zijn: elke stad is gelijk wat betreft de mensen. De mensen in de ene stad hebben een tegenhanger of kopie in de andere stad. Verschillende edelstenen geven aan in welke beroepsgroep je valt. Diamant is bijvoorbeeld een leiderschapspositie, robijn vormt de kunstsector, amethisten dienen in de zorg.
In Peiala (gemaakt door Finola) is iedere bewoner gelijk en het Lot bepaalt de bestemming (lees: het beroep) van ieder kind. In Peiala geloven ze dat je alles kunt worden wat het Lot je toewerpt, als je maar je best doet. De Lotbepalers zijn de parels, een ‘edelsteen’ die niet in de zusterstad voorkomt.
In Mayika (gemaakt door Allewin) staat talent voorop. Talent bepaalt in welke beroepsgroep je valt en talent dient te worden ontwikkeld en gestimuleerd. Pas als je je hebt bewezen, krijg je je beroepsedelsteen. De beste van de besten zijn is het hoogste goed in deze stad.

Dit gegeven deed me meteen denken aan het communisme en het kapitalisme uit de jaren tachtig, dat werd versterkt door de Koude Oorlog. Hier gesymboliseerd door twee steden die elkaar raken, maar geen contact hebben.
Ook het citaat “Je kunt een vis niet leren om in een boom te klimmen”, dat aan Albert Einstein wordt toegeschreven, schoot me te binnen. Hoe zou López Dekker deze kwesties gaan aankaarten in Kweekvijver?

Ademgaatje
In Peiala moeten parel Aiona en robijn Estel zich schikken in hun Lot. Estel is edelsmid en mag alleen ringen en armbanden maken, niet zelf ontwerpen en zeker niet beter zijn dan haar broer. Als ze ambitie toont, is ze Onzuiver. Aiona zoekt intussen haar weg als parel, de beschermelinge van een van de beroepsgroepen. Ze is aan robijn toegewezen en komt zo in contact met Estel. De twee worden beste vriendinnen en bespreken hun onzekerheden en wensen.
In Mayika probeert de tweeling Gharen en Thira zich een weg uit de Buitenring, de sloppenwijk, te werken. Gharen als bioloog en Thira als architect. Vooral Thira heeft moeite met de prestatiemaatschappij en verlangt naar een rustiger leven.

De mensen die niet kunnen gedijen in hun eigen systeem zullen op problemen stuiten. Hoe die op te lossen? In tegenstelling tot wat ze eerder beweerden, bemoeien Allewin en Finola zich toch met hun project en bieden ze een oplossing in de vorm van ‘de Ruil’. Tegenhangers kunnen uitgewisseld worden en in de andere stad proberen hun draai te vinden. In Mayika wordt hier openlijker over gesproken dan in Peiala, alhoewel het geen algemene kennis is.
Dit ademgaatje in López Dekkers verhaal voelt als een deus ex machina om het verhaal los te trekken uit de opbouw die het tot dan toe heeft. Zoals verwacht gedijen Estel en Thira niet in hun eigen stad en ze wisselen uiteindelijk van plek. Via een ingewikkeld omzettingssysteem krijgen ze elkaars herinneringen en elkaars beroepssteen. Eenmaal geruild, kunnen de twee dubbelgangers niet meer terug. Een plotgat, want waarom kan die ingewikkelde omzettingsprocedure niet weer omgekeerd worden?

Ratjetoe
Antwoord krijgt de lezer niet. Vanaf hier verliest het verhaal rap zijn zorgvuldige opbouw, verdwijnen Estel en Thira volledig van het toneel en neemt een heel stel onwaarschijnlijke gebeurtenissen de plot over. Omdat Estel en Thira ongelukkig blijven, proberen Aiona en Gharen (elk afzonderlijk in hun eigen stad) een oplossing te zoeken in de tempels. Ze stuiten daar op elkaar en op Allewin en Finola, die uiteindelijk een stel gestoorde wetenschappers blijken te zijn en geen greintje goddelijkheid bezitten. Weer met behulp van onuitgewerkte en onbegrijpelijke technologie laten de twee ‘goden’ Aiona en Gharen een aantal samenlevingen ervaren die het allemaal niet hebben overleefd. De een door onwetendheid, een ander door gulzigheid of starheid. Maakbaar, indeed. Naar het doel van deze ervaringen binnen de verhaalwereld blijft het gissen.

Het geheel wordt nog warriger als Aiona en Gharen de touwtjes in handen nemen en Allewin en Finola tot inkeer proberen te laten komen. Wat wonderbaarlijk genoeg ook lukt. Dit ratjetoe aan gebeurtenissen, plotwendingen en onlogische karakteruitwerkingen doet het boek geen goed. Sterker nog, het verminkt het eerste deel zodanig dat het niet meer belangrijk is wat er met Estel en Thira gebeurt, want alle bewoners van de twee steden zijn toch maar de speelbal van twee megalomane wetenschappers.

Kader
Binnen het kader van ‘Maakbaar’, waarin we op zoek zijn naar de rekbaarheid van een maatschappij en hoe de mensen in die maatschappij zich ontwikkelen, was dit boek een interessant gedachte-experiment geweest. Want hoewel de plot in het eerste deel voorspelbaar verloopt, is de gedetailleerdheid boeiend genoeg om te willen weten hoe Estel en Thira zich in hun nieuwe situatie staande zullen houden. Dan had de lezer zelf kunnen beslissen wat ze van de ‘maakbaarheid’ van de twee steden vond. Dan had ze zelf conclusies kunnen trekken. Zeker voor youngadultlezers, die niet zoals López Dekker (en ik) van de generatie zijn waarin de twee systemen – kapitalisme en communisme – lijnrecht tegenover elkaar stonden, was dit zeer leerzaam geweest.

Wat deze generatie nu moet meekrijgen van dit boek is niet duidelijk. Als Aiona en Gharen Allewin en Finola met grof geweld tot inkeer hebben gebracht, eisen ze de voortzetting van hun leven in een nieuwe stad, een samenvoeging van Peiala en Mayika. In dit Rhea Nova leefden ze nog lang en gelukkig. Een uiterst onbevredigend einde.

Conclusie
Het kader waarbinnen Kweekvijver geplaatst is, namelijk het communisme versus het kapitalisme, is voor veel youngadultlezers nieuw, aangezien zij geen ervaring hebben met de Koude Oorlog en de sfeer in de jaren tachtig. Door een sciencefictionsetting te nemen en twee steden te maken, had López Dekker los van de realiteit een beeld kunnen schetsen van hoe het is om te overleven in een rigide systeem.
Helaas heeft López Dekker haar gedachte-experiment, ingezet door Allewin en Finola, niet tot het einde toe doordacht. Halverwege maakt het verhaal zo’n onwaarschijnlijke plotwending dat het de tot dan toe zorgvuldig opgebouwde vertelling volledig tenietdoet. Daarmee verdwijnt eveneens de zeggingskracht en de betekenis van het vertelde.
Op de vraag hoe maakbaar een maatschappij is, hebben we vooralsnog geen antwoord, maar er zit duidelijk wel een bepaalde rek aan de maakbaarheid van verhalen. De grenzen daarvan hebben we met Kweekvijver ervaren.

 

Deze recensie verscheen eerder op Fantasize.nl.

Delen op FaceBook Delen op LinkedIn Delen op Twitter