Fantastische ontmoetingen van Paul van Leeuwenkamp
2 januari 20253 minutenScifi heeft een momentje, lees ik in het artikel van Max Urai op De Lage Landen. Daar plaatst hij vervolgens de kanttekening bij dat het zo lijkt, zeker als je kijkt vanuit het standpunt van de mainstream “romans voor volwassenen van grote uitgeverijen”. Urai laat zien dat de sciencefiction- en fantasyscene veel groter en actiever buiten de grote uitgeverijen is en zich ophoudt in fanclubs en op cons, “die zijn ontstaan tijdens die golf in de jaren 70 en die voor een goed deel nog altijd bestaan.”
Auteursportretten
Het beeld dat Urai schetst klopt, zo blijkt uit de essaybundel Fantastische ontmoetingen van Paul van Leeuwenkamp, uitgegeven door Quasis en met de cover en binnenillustraties van Petra Polane-Loijenga. Scifi had een eerste “momentje” in die jaren 70, verdween vrijwel geheel in de jaren 80 en 90 om in het nieuwe millennium voorzichtig een comeback te maken. Inmiddels zijn we bijna een kwart eeuw verder en sijpelt de scifi door naar de mainstreamliteratuur bij schrijvers zoals de door Urai genoemde Rob van Essen, Esther Gerritsen en Hanna Bervoets. Ook wil een sciencefictionschrijver wel eens doorbreken naar het grote publiek, zoals Bo Balder.
De essays in Fantastische ontmoetingen zijn een verzameling algemene artikelen over het ‘fantastische’ genre (“gônre” hoor ik Paul van Leeuwenkamp altijd consequent zeggen) en negentien uitgebreide auteursportretten van auteurs die in dat eerste momentje een meer of mindere belangrijke rol vervulden in de ontwikkeling van het genre.
Het eerste wat opvalt aan de essaybundel is dat Paul van Leeuwenkamp er ontzettend veel werk in heeft gestopt. Hoewel de essays zijn verzameld uit zijn jarenlange schrijfcarrière heeft hij van elke auteur die hij bespreekt minimaal het oeuvre gelezen en daarnaast informatie opgezocht, van recensies tot interviews, e-mailcorrespondentie en brieven. Het heeft Van Leeuwenkamp waarschijnlijk heel wat uren op internet en in de donkere krochten van bibliotheek en zolder gekost. Alleen al om het boekstaven van deze oeuvres is deze essaybundel een verrijking in onze niche.
Opkomst en verdwijning
Het beeld dat uit Fantastische ontmoetingen over het genre naar voren komt is niet per se een positieve. De besproken auteurs zijn allen welwillende, zelfs enthousiaste mensen, maar zaten zichzelf op een bepaald punt in hun carrière of leven flink in de weg. Dat de meeste besproken auteurs in de vergetelhoek zijn geraakt, is een direct gevolg van hun karakter, hun dood, de tijd waarin ze actief waren, maar ook van hun (beperkte) talent, het herkauwen van beproefde ideeën, financiële noden en het onvermogen om boven zichzelf te willen of te kunnen uitstijgen. Om een geroemd en bekend auteur te worden, is er blijkbaar meer nodig dan alleen talent en een beetje geluk. Zelfs de succesvollere auteurs onder de besproken mannen, Wim Gijsen en Wim Stolk (W.J. Maryson), blijken geen eeuwigheidswaarde te hebben, hoewel ze hun stempel wél op de ontwikkeling van het genre hebben gedrukt.
De uitzonderingen zijn misschien Auke Hulst die een zekere bekendheid geniet in zowel literaire als ‘fantastische’ kringen en Jaap Boekestein, Guido Eekhaut en Jan J.B. Kuipers, die nog altijd actief zijn. En Harry Mulisch, maar die heeft een geheel eigen status.
Het geeft toch te denken: wat is er nodig om het ‘fantastische’ genre volwassen(er) maken? Geloofden de auteurs zélf wel in hun gekozen niche? Was het niets meer dan jeugdige bravoure en werd men na de verdwijning van het genre in de jaren 80 ineens ‘volwassen’ door voor jeugdliteratuur, mainstreamliteratuur of het thrillergenre te kiezen?
De halfbakken houding ten opzichte van de genreliteratuur in die tijd vormde een tweede hobbel om het genre tot het grote publiek te laten doordringen. Het momentje werd weliswaar ondersteund door SF-series bij Meulenhoff en andere uitgeverijen, maar, constateert Van Leeuwenkamp, dat zette de scifi ook apart van andere literatuur, wat er misschien voor heeft gezorgd dat het in een niche, zelfs in hobbyisme, bleef hangen.
Professionalisering
Het is niet allemaal kommer en kwel. Een van de portretten gaat over Koos Verkaik. Nadat dit artikel als een soort voorpublicatie bij Fantasize verscheen, besloot uitgeverij Fantascifi tot de heruitgave van Het goud der Nibelungen en zijn er inmiddels vijf romans van Verkaik (her)uitgegeven. De Friese auteur Reinder Blijstra werd naar aanleiding van de bundel besproken in de Harlinger Courant, zo meldde Van Leeuwenkamp op zijn Facebookpagina.
Het ‘fantastische’ genre heeft dus meer van dit soort essaybundels nodig; het heeft effect.
Boeken óver genreliteratuur zijn schaars en deze bundel portretten van Van Leeuwenkamp is een goede stap in de richting van een bibliotheek vol secundaire literatuur over het genre. Reflectie op de eigen niche is een belangrijk onderdeel van de professionalisering ervan. Het is onontbeerlijk als we niet opnieuw “een momentje” willen zijn, maar een volwaardig literaire keuze willen worden én blijven voor geïnteresseerde lezers.
Gelukkig zijn we al hard op weg. Er verschijnen steeds meer afstudeerscripties over ‘fantastische’ onderwerpen die hieraan bijdragen. Het Nederlands-Vlaamse/Vlaams-Nederlandse samenwerkingsinitiatief de Fantastische Unie probeert deze scripties te achterhalen en te verzamelen op haar website, zodat er onderzoek kan plaatsvinden. Mike Jansen houdt nauwgezet alle ‘fantastische’ tijdschriften bij en ook de mensen achter Fandata doen op dit gebied goed werk.
Conclusie
Fantastische ontmoetingen is meer dan een verzameling auteursportretten van een doorgewinterde sciencefictionlezer. Het laat zien waar het ‘fantastische’ genre vandaan komt en dat we staan op de schouders van deze mannen uit de jaren 60 en 70. Het stelt ons misschien beter in staat om te kunnen zien hoe we uit onze niche kunnen breken. Ons momentje is nu.
Daarom zou ik graag meer van dit soort boeken willen zien verschijnen. Niet alleen auteursportretten, maar ook diepte-interviews zoals Isabelle Plomteux die op onze website houdt, of kritische en diepgaande literaire besprekingen, zoals die van Deborah van Duin.
En voor Paul van Leeuwenkamp heb ik nog een uitdaging: nog zo’n essaybundel, alsjeblieft, maar dan met vrouwelijke auteurs.
Deze recensie verscheen eerder op Fantasize.nl.